Metselmortel : zand, cement, water, een scheutje luchtbelvormer en klaar?
Producten krijgen niet zomaar een BENOR of KOMO-label. Ze moeten hiervoor binnen een technisch referentiekader vallen, beheerd door een onafhankelijke, externe certificatieorganisatie. Een concreet voorbeeld hiervan is de maximale hoeveelheid lucht die een metselmortel mag bevatten om te voldoen aan het BENOR-kwaliteitslabel. Deze bedraagt 20%. De hoeveelheid lucht heeft immers een niet te onderschatten invloed op de kwaliteit van de mortel ; hoe meer lucht, hoe slechter de hechting en bijgevolg sterkte van de bouw. Grof genomen leidt 1% meer lucht tot 5% minder hechting. Bovendien werkt een hoog luchtgehalte kalkuitbloeiingen in de hand.
De grote MAAR ; hoe meer lucht een mortel bevat, hoe gemakkelijker verwerkbaar hij is. Voor iedereen die zelf al eens metselmortel gemaakt heeft, klinkt het bekend ; een scheutje luchtbelvormer of afwasmiddel toevoegen om de zware mortel wat ‘meegaander’ te maken. De praktijk van het metselen bevestigt echter dat zelfs kleine doseringen van deze toevoegingen het luchtgehalte met 5 tot 10% verhogen en bijgevolg grote veranderingen in de specie veroorzaken.
Het is dus de kunst om een mortel te produceren die aangenaam verwerkt en het tegelijkertijd nauw te nemen met het maximale luchtgehalte. Gezien de negatieve impact van een hoog luchtgehalte op de kwaliteit zo groot is, wordt zelfs overwogen om de vereisten voor een BENOR-certificering in de toekomst te verstrengen van 20 naar 18%.